De klokkenluider van de Notre-Dame
Victor Hugo
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 9501 |
15/06/2013
Na twee keizers die in hun politiek het christendom hebben begunstigd, komt in 361 Julianus aan de macht in het Romeinse rijk. Julianus, bijgenaamd de Afvallige, verkiest Plato boven Christus en wil de oude, Grieks-Romeinse goden in ere herstellen. Dat het jonge christendom nog te stuiten zou zijn, blijkt echter al snel een illusie. Nog geen twintig maanden later sterft Julianus bovendien in de strijd met de Perzen. Of hij door de vijand werd gedood of door iemand uit de eigen rangen zou vanaf dan een onderwerp van eindeloze speculatie zijn.
Van dit hiaat in de geschiedenis, dat het zwaartepunt is van tal van historische romans over Julianus, maakt Jan van Aken in De Afvallige dankbaar gebruik. Dertien jaar na de dood van keizer, ondertussen is Valens aan de macht, ontmoeten we in Damascus het hoofdpersonage Swintharik. Hij zit er op een zuil en overdenkt mediterend zijn leven, terwijl in het noorden van het rijk de Goten op de Romeinse grenzen beuken. Swintharik wordt gezocht door een oude bekende die hem naar het leven staat. Hij wordt op een lange vlucht gedreven, in het gezelschap van de mysterieuze vrouw — basisingrediënt van de romans van Van Aken — Alêtis. Verweven met hun odyssee is het relaas van Swinthariks jeugd en Julianus’ heerschappij. Onder de hoede van de machtige bisschop Vitalis had Swintharik immers een toevallige maar belangrijke rol in de gebeurtenissen die tot de dood van de keizer hebben geleid.
Het komt er in een goede historische roman op aan om het verleden niet al te veel geweld aan te doen, maar tegelijk een ruimte van vrijheid te scheppen om een eigen verhaal in te schrijven. Van Aken creëert die ruimte met een beproefde truc, die bijvoorbeeld ook in het bekende televisiedrama Rome werd toegepast: op een onduidelijk moment in de geschiedenis introduceert hij ogenschijnlijk onbeduidende personages die quasi stommelings de wereldgeschiedenis beïnvloeden. De toepassing van deze techniek slaagt met glans: de eigen inbreng, de interessante personages en de spannende verhaallijn doen de historische accuratesse nooit echt teniet: het beeld van de late oudheid dat Van Aken biedt, geeft blijk van een authentieke voeling met die wereld en verraadt titanisch researchwerk.
De manier waarop de auteur bovendien alle elementen die het leven in de late oudheid bepalen in een complexe symfonie weet samen te brengen, is indrukwekkend. Het gaat over religieuze twisten, zowel tussen christenen en heidenen als — en daarvan wordt terecht het belang benadrukt 3 tussen christelijke facties onderling, over militaire expedities, over reizen, politiek, slavernij, het dagelijkse leven … Alles wat aan bod kan komen, komt aan bod. Heel Europa en Azië worden bovendien afgereisd — van Augusta Treverorum (Trier) tot het Perzische Rijk, van het zuiderse Kreta tot het noordelijke gebied van de Hunnen; Van Aken is op zijn best wanneer hij reisavonturen vertelt, dat heeft hij nog maar eens bewezen.
Alles wordt verteld door Dido, trouwe vriend van Swintharik en opnieuw een personage dat door het noodlot onbedoeld nauw betrokken is bij gebeurtenissen die de wereld veranderen. Dido werd door keizer Valens gevraagd om de noodlottige slag bij Adrianopel, waarin de Romeinen een pijnlijke nederlaag leden tegen de Goten, te boekstaven. In plaats van zich daartoe te beperken, keek hij echter terug op zijn leven: ‘Ik heb er steeds meer bijgehaald. Ik bedacht dat ik wilde weten in hoeverre mijn leven en de gebeurtenissen van onze tijd met elkaar in verband stonden en zocht naar de oorzaken en aanleidingen van de rampen die ons overkwamen. […] Ik wilde het vastleggen, omdat alles met elkaar te maken heeft.’
Dat alles met elkaar te maken heeft, wordt in het verhaal soms wat geforceerd duidelijk gemaakt. De vele toevallige ontmoetingen en herenigingen van personages doen op den duur aan als een gemakkelijkheidsoplossing, wat afbreuk doet aan de uitgekiende structuur en de anders feilloze spanningsopbouw. De Afvallige is actie en dialoog; reflectie en beschrijving komen er zelden aan te pas. De keerzijde van leesplezier, vaart en vertelkunst is dan ook enig gebrek aan diepgang en beklijving. Dit is echter geen teken van onkunde, maar van een weloverwogen keuze van Van Aken, man van vele stijlen; dat hij ook anders, poëtischer en meer introspectief kan zijn, bewees hij bijvoorbeeld in zijn debuut Het oog van de basilisk, een verhaal dat vlak na de gebeurtenissen uit De Afvallige plaatsvindt.
In deze roman cijferen auteur en verteller zich weg om een schijn van objectiviteit te creëren. Het is aan de lezer om te beseffen dat bijvoorbeeld de blik op Julianus’ heerschappij een exclusief christelijke blik is. Het is in dat opzicht interessant om Van Akens roman te vergelijken met bijvoorbeeld Julian van Gore Vidal, dat eveneens geprezen kan worden wegens historische getrouwheid, maar, verteld vanuit het perspectief van Julianus zelf, toch een heel ander beeld schetst.
Die voorgewende objectiviteit, maar ook bepaalde stijlelementen, zoals de overdreven gezochte vergelijkingen die de vertelling soms doen opschrikken, en sommige motieven, zoals de opvallend pejoratieve beschrijving van eunuchen, doen denken aan Ammianus Marcellinus, die als enige van de antieke geschiedschrijvers uitgebreid informeert over de heerschappijen van Julianus en Valens en de invallen van de Goten. Van Aken toont een grondige kennis van die primaire bron. Het is echter, ondanks tal van andere, soms zeer subtiele knipogen naar andere antieke auteurs, steeds het literaire dat primeert. Een banale opmerking in de verantwoording, waar Van Aken signaleert dat hij bij het hanteren van topografische namen soms anachronismen gebruikt (Zwarte Zee in plaats van Pontus, bijvoorbeeld), kan als programma van de hele roman gelden: ‘In de regel kies ik voor de mooiste oplossing.’
Op het einde kan een lezer niet anders dan ontzag hebben voor de manier waarop de auteur, met alle touwtjes stevig in handen, verhaallijnen uittekent en doet kruisen. Jan van Aken is een vakman en zo zijn er in de Nederlandstalige literatuur te weinig. De Afvallige staat garant voor 600 bladzijden amusement. Het boek staat als een kathedraal, waarvan elke steen nauwkeurig is gepolijst — zo gepolijst, misschien, dat er bij gebrek aan weerhaakjes weinig van blijft hangen. [Bram Demulder]
Drs. Cees van der Pluijm
Jan van Aken (1961) schreef eerder vijf goed ontvangen historische romans. In 'De afvallige' maakt hij het de lezer niet gemakkelijk. Het gecompliceerde verhaal over een volksverhuizing, godsdienststrijd, moord, machtspelletjes, de jacht op een moordenaar en de invloed van gewone mensen op de loop van de geschiedenis speelt in het laat-Romeinse rijk tussen 360 en 395. Veel personages, veel verhaallijnen, veel tijdssprongen, veel vreemde woorden en historische begrippen vergen van de lezer de uiterste aandacht, groot inlevingsvermogen, een goed geheugen en liefst een stevig historisch referentiekader. Van Aken is geen bijzonder literair stilist (soms ronduit slordig) en zijn personages hebben niet alle even veel diepgang, maar hij weet een spannend verhaal te vertellen (al had het geheel beknopter gemogen) en een consistent tijdsbeeld op te roepen. Een onmodieus boek, met grote eruditie geschreven en slim gecomponeerd, voor liefhebbers van spanning en historie. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.