Hersenorkaan
Ann De Craemer
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij Antwerpen, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10419 |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Enkel raadpleegbaar |
De Bezige Bij Antwerpen, 2014 |
WEFLA MAGAZIJN : ENKEL NA MAGAZIJNAANVRAAG : WEFLA 7539 |
Dirk Leyman
te/ep/03 s
Verontwaardiging aangelengd met een stevige portie pathetiek. Dat was de drijfveer van Ann De Craemer (°1981) in haar romandebuut Vurige tong (2011). Ze nam er het katholieke geloof op de slof, met een heftigheid die ontsnapt leek uit een antipaaps pamflet van Gerard Walschap.
Haar tweede boek sloeg een veel bedaarder toon aan. In de 'vertelling' De seingever (2012) tekende De Craemer het tragische verhaal op van een gewone man die telkens weer zijn grootse wielerdromen door de vingers zag glippen. Opnieuw cirkelde de handeling rond het stadje Tielt. Toch leek De Craemer niet be-vreesd voor het etiket 'heimat-schrijver'. "Dit boek betekent mijn afscheid aan Tielt", zo vertelde ze me in 2012 in een interview voor deze krant. "Ik zal niet meer over de heimat schrijven. Toch heb ik geen moeite met die term, die vaak een vieze bijklank heeft. (...) Voor mij is de hele wereld ook aanwezig in een dorp."
Trilogie
Twee jaar later heeft De Craemer zich kennelijk bedacht. Tielt vormt opnieuw het alfa en omega van Kwikzilver. Meer zelfs, de schrijfster beschouwt het boek als een integraal onderdeel van een Tielt-trilogie. Kwikzilver drijft op de spanning tussen platteland en stadsleven en is gedrapeerd in een mierzoete heimwee naar 'den ouden tijd'.
En ook hier trekt ze haar familiesaga op gang met een vleug verontwaardiging. Als De Craemers grootmoeder een brief krijgt dat haar woning in de Herdersstraat wordt onteigend, verhuist Paula van Hauwaert noodgedwongen naar een serviceflat in het centrum van Tielt. Ze heeft geen verhaal tegen de 'schone mijnheren' die op de plek een kmo-zone willen laten verrijzen. Na 59 jaar honkvastheid slaat onverbiddelijk de gong en schuifelt ze op weg naar het einde.
Op het omslag van Kwikzilver staat 'roman'. Maar het lijdt amper twijfel dat het om een autobiografische vertelling gaat. De Craemer ontpopt zich in het boek als de klankentapper van grootmoeders verhalen, de spreekbuis van ruim een halve eeuw geschiedenis.
Centraal staat de alleenstaande woning - De Craemers "gedroomde buitenspeeltuin" - waar haar grootmoeder 59 jaar lang wel en wee beleefde. Oma was er "de onbetwiste spil en mater familias, (...) iemand naar wie werd geluisterd". Paula is "stevig, niet van haar stuk te brengen" en "diepgeworteld in haar eigen grond", ondanks de dreunen die het leven haar keer op keer toedient.
De Craemer spit de ondergesneeuwde verhalen weer boven en getuigt lyrisch van de intieme band met haar grootmoeder. Ze doet dat via een rondgang langs de kamers van de woning en strooit met anekdotiek als ware het confetti. De taal is haar instrument, zo betoogt ze, "om de kleuren en geuren van het huis, die mij in het verleden door wildvreemden werden ontnomen en die in de toekomst ook de tijd van mij wil stelen, weer tot mijn eigen bezit om te toveren".
De tremolo en het pathos zijn nooit veraf in Kwikzilver en De Craemer bedient zich pompeus van schrijverscitaten om haar betoog kracht bij te zetten. Zo haalt ze de Russische dichter Joseph Brodsky aan over een schrijver in ballingschap. Want was ook grootmoeder geen "balling van een veel concretere en bevattelijkere plek waarvan ze elk ritselend blad en tjirpend geluid kende: het platteland"?
Rozenkrans
De Craemer rijgt de banale, aandoenlijke, ko-mische én soms bijtend pijnlijke gebeurtenissen tot een rozenkrans aaneen. De dartelende hond Mickey. Het "kakofonische gekwetter van de grote mensen aan de keukentafel." De wiegendood van zoon Robertke. Haar poetswerk om een zakcentje bij te verdienen in Residentie Adagio. Of de weinig heroïsche tocht van Paula's vader Kamiel naar Amerika. Het passeert allemaal in een gezapig tempo de revue. Minuscule levens zijn het, om met de titel van een meesterwerk van de Franse schrijver Pierre Michon uit 1984 te spreken.
Maar in tegenstelling tot Michon, die ook bijna uitsluitend over het platteland schrijft, blijft De Craemer te zeer grossieren in eenvoudig navertellen. De clichématig opgelepelde gebeurtenissen krijgen te weinig glans. Enige uitleggerigheid speelt de schrijfster parten. Zo duidt ze voor de onwetende lezer Tien om te zien. Voor de zekerheid memoriseert ze ook nog even "dat VTM het vaderlandse televisielandschap voorgoed zou veranderen".
Duimendik
Stilistisch is dit boek geen onverdeeld genoegen. Woede, sentiment en verdriet worden duimendik aangebracht. "Indien bloed kon koken, had het mijne op dat moment vlot de 100 graden overstegen", staat er ergens. En soms lijkt het verband tussen de dingen zoek: "Omdat de kou die ochtend zo snerpend was dat ze een fluittoon in mijn hoofd achterliet, haalde ik een bord uit de kast en sneed een klein brood in gelijke stukjes."
De Craemer wil met deze gloedvolle West-Vlaamse grootouderroman misschien wel het voetspoor drukken van Stefan Hertmans' Oor-log en terpentijn. Maar haar materiaal is veel minder aansprekend. De nostalgie wint het pleit. De Craemer had vooral wat meer distantie moeten betrachten bij dit familieportret.
Ann De Craemer, Kwikzilver, De Bezige Bij Antwerpen, 222 p., 18,99 euro.
DIRK LEYMAN ■
Mark Cloostermans
ob/kt/24 o
In de essaybundelEen bepaald idee van de wereld citeert Alessandro Baricco de Duitse dichter Novalis, meer bepaald diens antwoord op de vraag 'wat volgens hem de zin van zijn kunst was, wat het doel was waar hij op mikte'. Novalis' antwoord: 'Ik ga altijd naar huis, altijd naar het huis van mijn vader.'
De terugkeer naar 'thuis' (lees: kindertijd en jeugdjaren) is ook een bekend gegeven in de Vlaamse literatuur. Het Vlaamse gezinsleven, meestal op het platteland en/of in weinig ontwikkelde milieus, is door tientallen van onze auteurs beschreven, generatie na generatie. Die traditie is weer twee titels rijker geworden:Kwikzilver enMedea en ik.
Herkenbaar
Kwikzilver gaat over Paula Van Hauwaert, de grootmoeder van Ann De Craemer, wier derde roman dit is. Het verhaal begint als Paula naar een bejaardentehuis verhuist, waarna De Craemer teruggaat in de tijd en haar grootmoeders leven, aan de Herder-straat in Tielt, samenvat.
Voor iemand van De Craemers (en mijn) generatie zal het beeld van grootmoeders huis heel herkenbaar zijn. Aan de deur hangen 'kattenstaarten' om de vliegen buiten te houden. De voordeur wordt zelden gebruikt; iedereen komt 'langs achter'. Het huis van grootmoeder heeft een 'voorplaats' die alleen betreden wordt bij grote feestelijkheden.
Ook van de partij: het verzet tegen een veranderd Vlaanderen, verpersoonlijkt door dat ene familielid dat zich ziekelijk vastklampt aan zijn bescheiden afkomst - hier nonkel Wilfried, die met 'mijn klak en mijn overall en mijn gewone praat' weigert om Paula op te zoeken in Residentie Adagio, nochtans een doodgewoon OCMW-rusthuis.
Die herkenbaarheid is niet onprettig -Kwikzilver lezen heeft iets van een lekker warm bad nemen - maar spannende lectuur wil het niet worden. De Craemer tracht 'grootmoeders wegglippende verhalen' (zoals druppeltjes kwikzilver die wegglippen uit een kapotte thermometer) vast te leggen, en serveert ons een resem banale familieanekdotes. Haar hoogdravende, sentimentele stijl verhoudt zich tot de banale inhoud van het boek, zoals de tang zich verhoudt tot het varken.
In grootmoeders laatste ogenblikken verliest De Craemer definitief de pedalen, met zinnen over 'de realiteit (...) die mijn hoop vertrappeld op de grond had achtergelaten'. 'Verdriet is een mes', schrijft ze elders, 'waarvan de tijd de vlijmscherpe punt botter maakt, maar onder het litteken blijft het gemis ook na twintig jaar sluimeren.'
En verliest Paula aan het begin van het boek haar huisje door onteigening, dan krijgt ze aan het eind een nieuw huis van Ann De Craemer: dit boek. Een 'gouden paleis van herinneringen' dat niet 'door de tijd kan worden gesloopt'.
Ongelukje
Medea en ik is duidelijk debutantenproza. De stijl is hier en daar wat houterig, de structuur van het boek zo goed als afwezig - maar wat Feline Minne wel juist krijgt, is de toon.
Medea en ik is het onverwachte resultaat van een schoolopdracht: de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten verplicht haar kunstenaars-in-de-dop om in een 'reflectieverslag' uit te leggen waarom ze kunstenaar willen worden. Minne, de achterkleindochter van kunstenaar Georges Minne, schreef een verhaal over de volwassenen tussen wie zij als kind als een hete aardappel heen en weer geschoven werd.
Haar moeder is te druk bezig met haar modellencarrière om zich te bekommeren om haar 'ongelukje'. Felines vader is mentaal niet zeer stabiel. De meeste tijd brengt Feline dan ook door op de boerderij van haar mythomane tante Medea, in Sint-Martens-Latem. Medea is eenlarger than life-personage. Ze is bijgelovig en zelfzuchtig, en verstrikt iedereen in haar web van leugens. 'Ze hing om mij heen als een winterjas bij een hittegolf', schrijft Minne.
Er valt veel te lachen inMedea en ik, dankzij de totaal van de werkelijkheid afgesneden Medea. Zij die zelfs twee stenen zou kunnen doen vechten, denkt dat ze een proces zal winnen met 'haar charisma als wapen tegen alle wetten'.
Minne presenteert de hoogte- en dieptepunten uit haar kindertijd in korte hoofdstukken. Die toon is een milde distantie, alsof de vertelster nog altijd niet goed begrijpt hoe het mogelijk is dat dit haar allemaal overkwam. In de spaarzame stijl en de distantie hoor je echo's uit het vroege werk van Kristien Hemmerechts.
Ik denk niet dat Minne evenveel zal publiceren als Hemmerechts. Gevraagd naar haar plannen, zei ze zich te willen toeleggen op haar beeldend werk. Maar iedereen heeft één boek in zich, en als Minne het bij dit ene, zeer geslaagde tragikomische boekje houdt, is dat geen ramp: beter één keer in de roos geschoten dan een carrière vol liflafjes.
ANN DE CRAEMER
Kwikzilver.
De Bezige Bij Antwerpen, 222 blz., 19,99 ? (e-boek 14,99 ?).
¨¨èèè
FELINE MINNE
Medea en ik.
Houtekiet, 132 blz., 14,99 ?.
¨¨¨èè
Boekenbeurs: 11 november, 13.30 u
Dirk Verhofstadt praat met aanstormende talenten Feline Minne en Karel Joos.
Mark Cloostermans ■
Mirjam Scholten
In dit autobiografische boek richt de schrijfster (1981) een monument voor haar grootmoeder op. Centraal staat de oude woning van 'mémé', op het platteland, een plek vol herinneringen. Het huis moet echter plaatsmaken voor industriële bedrijvigheid. Grootmoeder verkast naar een serviceflat, waarna ze haar ontvankelijke kleinkind Ann levensverhalen vertelt en liedjes leert. Eenmaal volwassen bedenkt Ann dat tijd net als vrijkomend kwik vloeibaar en ongrijpbaar is. Herinneringen vervagen, maar dat wordt voorkomen als ze in taal worden vastgelegd. Na een wat aanslepend begin wordt de lezer alsnog meegezogen in de herinneringen van Ann aan haar grootmoeder en haar familie, prachtig en met fijnzinnige humor beschreven. De volgorde is niet chronologisch, wat niet tot onduidelijkheid leidt, maar juist de levendigheid ten goede komt. In het bij vlagen ontroerende boek is de woordkeus zowel poëtisch als trefzeker. De taal is doorspekt met Vlaamse, voor Nederlanders soms vreemde woorden en begrippen, maar dat is voor het leesgenoegen geen belemmering, integendeel zelfs. Normale druk en ruime interlinie en ruime marges.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.