Herinneringen aan de grootvader van Hertmans, een leven dat getekend bleek door armoedige kinderjaren in het Gent van voor 1900, door gruwelijke ervaringen als frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog en door een jonggestorven grote liefde.
Na de dood van haar grootvader gaat een vrouw uit een dorpje op de Balkan op zoek naar de ware toedracht van zijn dood; daarbij spelen familiemythen een grote rol.
Een jongeman uit Wales, erfgenaam uit een illuster geslacht, maar onveilig en in eenzaamheid opgegroeid, beschrijft zijn bijzondere band met zijn jongere zusje.
Een schrijfster probeert de reden te achterhalen van de zelfmoord van haar grootouders: een joodse opa uit Hongarije die de holocaust overleefde en een jongere Duitse oma.
De auteur (1965) vertelt over het leven van zijn vader, hoe hij als buitenechtelijk kind ter wereld kwam en direct werd afgestaan aan een vreemde, koude vrouw en onder zeer behoeftige omstandigheden is opgevoed.
Een impulsieve jonge vrouw woont zelfstandig in een flat met onuitgepakte dozen en werkt in een nep-museum als fotomeisje. Ze mist een doel in haar leven, evenals vaardigheden om zich in de wereld te redden. Samen met haar opa heeft zij vroeger konijnen gehouden en ze verlangt nog altijd naar die tijd.