De asielzoeker
Arnon Grunberg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh en Van Ditmar, 2012 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 GRUN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nijgh en Van Ditmar, 2012 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GRUN |
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Nijgh en Van Ditmar, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GRUN |
Magazijn |
Nijgh en Van Ditmar, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13967 |
31/10/2012
Even heb ik me afgevraagd of deze recensie zou moeten worden voorafgegaan door een ‘spoiler alert’. De man zonder ziekte wil immers van begin tot einde een boek van onthullingen zijn, en het valt niet mee om die in een recensie te omzeilen. Al snel besloot ik echter dat een dergelijke pudeur overbodig was. Weet de gemiddelde Grunberglezer immers niet al op voorhand wat hij in zijn romans zal aantreffen? Bijna al zijn boeken vertellen min of meer hetzelfde verhaal, namelijk dat van de decadentie of degradatie van een hoofdpersonage dat bepaalde ‘achterhaalde’ waarden en waarheden personifieert. Het lijkt me zelfs niet ondenkbaar dat datgene wat bij Grunberg zo vaak wordt gezien als een ontmaskering van die waarden en waarheden, in werkelijkheid een geruststellende bevestiging is van wat de Grunbergfan in feite al lang weet — of denkt te weten.
De man zonder ziekte vertelt in twee symmetrische delen over de neergang van de ambitieuze en idealistische architect Samarendra Ambani, die een Indiase vader heeft maar is geboren en opgegroeid in Zwitserland (hij laat zich Sam noemen en heeft buiten zijn uiterlijk, dat voor de nodige misverstanden zorgt, geen band met zijn achtergrond). Zwitserland, zo zou je kunnen zeggen, is een verlengstuk van zijn identiteit: Sam is ‘neutraal en adequaat’, een hyperveilige modelstaat van een mens. In tegenstelling tot zijn zus Aida, die een zeldzame spierziekte heeft en sterke doodsverlangens koestert, houdt Sam het verval liever op afstand. De ‘kern van zijn identiteit’, zo lezen we, is ‘het gebrek aan ziekte. Hij heeft geen rolstoel nodig, geen permanente verzorging, hij is heer en meester van zijn lichaam’.
Die soevereine uitgangspositie wordt al snel aangetast als Sam naar Irak reist op uitnodiging van ene Hamid Shakir Mahmoud van het Worldwide Design Consortium, dat een wedstrijd heeft uitgeschreven om een operagebouw voor Bagdad te ontwerpen. Allerlei voortekenen culmineren al snel tot in ultieme vernedering: Sam wordt ervan verdacht spion te zijn en wordt gevangengenomen. De architect, die diep geloofde in het humanistische project in Bagdad, wordt genadeloos afgestraft voor zijn naïviteit: ‘Wat had hij gedacht? Dat de wereld één groot Zwitserland is?’, vraagt hij zich in gevangenschap af. Al op pagina 79 van de 221 laat Grunberg hem een absoluut dieptepunt kennen: zijn bewakers urineren op hem en degraderen de architect tot een zielig hoopje lichaam, een ‘hond’.
Het tweede deel spiegelt het eerste en diept de tragedie van Sam uit. Na zijn bevrijding herneemt hij min of meer zijn leven in Zwitserland, waar hij zijn trauma op een perverse manier tracht te verwerken: zijn vriendin overtuigt hij om over hem te urineren. Het is een wending die Grunberg niet echt psychologisch geloofwaardig weet te maken en die vooral lijkt te suggereren dat er voorgoed een stukje Bagdad — chaos, oorlog, dood, verval — in Zwitserland is binnengesijpeld. Later worden Sam en zijn architectuurpartner Dave uitgenodigd om in opdracht van de Dubai Engineering Authority een bibliotheek ‘met bunker’ te bouwen voor de Sjeik. Als gevangene van Grunbergs romanwereld ziet Sam niet wat de lezer allang doorheeft: dat hij zijn ondergang tegemoet treedt. Sam wordt opnieuw gevangengenomen, nu omdat hij ervan wordt verdacht een spion te zijn van de Mossad en medeplichtig te zijn aan de moord op Mahmoud al-Mabhouh (een reële legerleider van Hamas, die in 2011 werd vermoord). De ‘onschuldige’ architect wordt uiteindelijk ter dood veroordeeld.
De parabel die De man zonder ziekte is, is duidelijk ingebed in een wereld waarin westerse artistieke idealen — Sam is niet zomaar een architect, en het is geen toeval dat hij in het Midden-Oosten is om een operagebouw en bibliotheek te ontwerpen — steeds meer ingehaald lijken te worden door een gewelddadige werkelijkheid. De zwart-wittegenstelling tussen het Westen en het Midden-Oosten die Grunberg opzet, heeft in dat licht ook een ruimere morele relevantie: de actualiteit van het Midden-Oosten fungeert als het ultieme schrikbeeld voor de vacuümgetrokken stolp die Europa is. ‘Maar ik ben neutraal. Altijd geweest ook. Ik werkte voor het geld. Ik heb geen ideologie. Ja, schoonheid is mijn ideologie. Beschaving. Ik heb me om de traditie bekommerd’, zo stelt Sam veelzeggend net voor zijn vonnis wordt voltrokken. De droom van een goddeloze, postideologische neutraliteit, zo lijkt Grunberg te suggereren, valt niet vol te houden in een mondiale wereld die geen postmoderniteit kent
Het moet gezegd dat De man zonder ziekte een strakke, dwingende vorm heeft, hoewel er wel degelijk, en gelukkig maar, losse eindjes zijn (zo blijft open of Sam een slachtoffer van zijn exotische uiterlijk dan wel een gewillige marionet van de Mossad is geweest). Toch had het zorgvuldig georkestreerde noodlot van Sam geen werkelijke impact op mij. Ik geloof niet dat dat komt omdat Grunberg de foute problemen detecteert, maar wel omdat zijn analyses daarvan me steeds onverschilliger laten. Ook nu weer slaat de schrijver immers op hetzelfde nihilistische aambeeld, en ook nu weer doet hij dat in die bekende, transparante stijl, waarin vergelijkingen (‘Net als een boom heeft ook de toekomst een vaste plek nodig’ etc.) en aforismen (‘waar het werk begon, hield de jeugd op’ etc.) slechts lijken te worden ingezet om de vastgeroeste logica van een personage te ironiseren (en dus bijvoorbeeld niet om de lezer iets werkelijks nieuws te doen ervaren).
Achter de beschaving die Grunberg met die ironie wil ontmaskeren, treft de lezer slechts een materiële minimumwaarheid aan van urine en diarree, van dood en verval, van ontmenselijkte lichamelijkheid. Zou het niet veel ontluisterender zijn, zo vroeg ik me meermaals af, als hij in Grunbergs boeken niet steeds weer op die muur zou moeten afstormen? Als hij net andere, vreemdere waarheden zou aantreffen dan voor de hand liggende scatologische omkeringen? Of anders gesteld: zou het niet spannender zijn als de auteur eens een keertje niet als een sardonische godheid boven zijn personages en hun problemen zou zweven, maar zou afdalen naar zijn eigen romanwereld en daar op reële, onontwijkbare waarden en verlangens zou stoten.
[Koen Sels]
Jos Radstake
Hoofdpersoon in de nieuwe roman van Arnon Grunberg is een empathische architect, Samarendra Ambani, een Zwitser van Indiase afkomst. Hij woont in Zürich, samen met zijn moeder en een door spierziekte gehandicapte zus. Hij heeft een bijna perfecte vriendin, op een klein snorretje na. De naïeve architect doet mee aan een competitie om een operagebouw in Bagdad te ontwerpen. Hij wordt gevangengenomen, vernederd, maar komt na interventie van het Rode Kruis en de Zwitserse ambassade vrij. Het tweede deel van deze roman spiegelt het eerste. Hij gaat naar Dubai om een grote bibliotheek te ontwerpen met daaronder een bunker. Ook in het tweede deel wordt de architect overgeleverd aan onberekenbare autoriteiten. De afloop kan niet verraden worden, maar het is een weergaloos spel dat Grunberg speelt op (spannend) verhaalniveau; een spel met spiegelingen, met identiteit, met waarheid en met wat zichtbaar is en wat niet. Een verbluffende roman. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.