Een 9-jarig Indiaas dorpsmeisje wordt uit geldnood door haar vader verkocht en naar Mumbai gebracht, waar ze de prostitutie in moet. Op haar vijftiende begint ze een blauw schriftje te vullen met haar belevenissen om zo de vreselijke werkelijkheid wat van zich af te schrijven.
Een steenrijke zakenman wil een noodlijdend kindertehuis in Bombay financieel steunen op voorwaarde dat de Deense vrijwilliger Jacob naar Kopenhagen reist om het huwelijk van de dochter van de mecenas bij te wonen