Aan de hand van het leven van Guust van Mol, een arts die van linkse student in een rechtse burger verandert, wordt een schets gegeven van de generatie babyboomers die in de jaren zestig en zeventig allerlei linkse idealen koesterde.
Vanuit verschillend perspectief reflecteren twee politieke tegenstanders de politieke situatie tijdens de communistische overheersing in het Bulgarije van na de Tweede Wereldoorlog.
Een 7-jarige jongen wordt in 1936 door zijn tante van Warschau naar Parijs gebracht. Onderweg vertelt ze hem een familiegeheim dat zijn leven op zijn kop zet.
Een 13-jarig meisje wordt, kort na de val van een dictatoriaal regime, door haar grootmoeder uit een weeshuis opgehaald; ze komt bij haar wonen en wordt geconfronteerd met het verleden.
Andor, een vijfendertigjarige schrijver, woont met zijn moeder Rebeka in een klein appartement. Ooit was zij een gevierd toneelspeelster in Boedapest maar nu zet ze geen voet buiten de deur. Andor kan geen weerstand bieden aan haar maniakale tirannie en ondanks het feit dat hun relatie ontaardt in een hel van haat, onderdrukking en leugens is hij niet in staat haar in de steek te laten. Maar als Andor de mooie en zorgzame Eszter ontmoet, is het liefde op het eerste gezicht. Hij besluit Eszter aan zijn moeder voor te stellen.
Drie generaties van een joodse familie in New York ondergaan de Amerikaanse geschiedenis vanuit hun communistische idealen en de invloed hiervan op hun persoonlijke en sociale leven.
Als in 1975 in een nacht in een Tsjecho-Slowaakse dierentuin 49 giraffes op last van het communistische regime worden doodgeschoten, maakt dat veel indruk op uiteenlopende betrokkenen.
Een succesvolle auteur heeft zijn hele carrière lang geprobeerd om zich via zijn proza te onttrekken aan het beschamende fascistische verleden van zijn vader.