Oost-Duitsland, 1987. De staat dringt binnen in ieders privéleven. Zo wordt het pasgeboren kindje van de jonge kapster Valentina weggehaald voordat ze het heeft kunnen zien of aanraken. De volgende dag hoort ze dat de baby is gestorven. De jonge moeder is ontroostbaar. Twintig jaar na de val van de Berlijnse Muur slaat Valentina's berusting om in twijfel. Is haar kind echt niet meer in leven of hebben de dokters gelogen? De kapster gaat op zoek.
Bijna ongemerkt voor Hünniger, destijds vijf jaar, is in 1989 de Berlijnse Muur gevallen en de nieuwe werkelijkheid ingetreden. Haar deel van het land ervaart de Duitse eenwording als een kaalslag, een rooftocht, een uitholling. Haar vader raakt overspannen, haar moeder laat zich noodgedwongen omscholen. Niemand wil praten over het recente verleden. Naarmate Hünniger ouder wordt en almaar nieuwsgieriger naar de DDR, volharden haar ouders steeds meer in hun stilte.
Als in de jaren tachtig van de 20e eeuw in Oost-Duitsland twee jonge mensen verliefd worden, geeft dit veel problemen omdat de een uit een Stasi-gezin komt en de ander uit een dissidentengezin.
Als journaliste Sam Coorenvaar een verhaal over dwangadoptie in de DDR wil schrijven, is dat de aanzet tot een reeks moorden die aanvankelijk niets met elkaar te maken lijken te hebben.