Sam (15, ik-persoon) is verlegen en heeft een angststoornis. In de zomer van 1985 vindt hij een baantje in de bioscoop en maakt hij nieuwe vrienden; het rijkeluiszoontje Cameron, de gekleurde sportieveling Brandon en de tomboy Kristie, op wie hij een oogje heeft. Vanaf ca. 15 jaar.
Alma windt elke avond de klok in haar huis op nu haar man dat niet meer kan doen. In haar laatste levensdagen blikt ze terug in de tijd en overdenkt wat er is gebeurd in haar relatie met haar man.
Dankzij twee bijzondere mannen die in haar leven verschijnen, kan een jonge vrouw, na het verlies van haar man en haar baan, haar leven eindelijk aanvaarden.
Jarenlang loopt de auteur dagelijks met een vriendin in het Oosterpark in Amsterdam, als die verhuist, verliest ze haar houvast en moet ze op zoek naar een nieuw ritme en levensvulling.
Als zijn vader verdrinkt breekt voor jongen een periode aan waarin zijn moeder en hij door rouw, schuld, verdriet en onmacht steeds verder van elkaar vervreemden.