In Ochtenden laat Donald Niedekker de vroege morgen spreken, ruim een jaar omspannend, van herfst tot herfst. Vogels, slakken, het steeds wisselende licht, koeien, mist, de regen – ze krijgen hun plek en rol in een decor van bosrand, weide en duinen, gevat in miniaturen met een kristalheldere poëtische verstilling.
Na een ongelukkige val blijft de moeder van de ik-figuur achter met een gedeeltelijke verlamming en kan ze enkel praten in onbegrijpelijke woorden en zinnen. Voor een schrijver is geen groter verlies denkbaar dan het verlies van taal. Door middel van taal wil de dochter de band met haar moeder weer uittekenen. Deze autofictie is een ode aan de moeder, maar ook aan taal, literatuur en fantasie.