Confrontaties tussen de Griekse en Turkse bevolking van Cyprus drijven in de jaren ’70 een jong liefdespaar uiteen en blijven een rol spelen in hun leven.
In de jaren tussen 1970 en 2010 wordt de Nederlandse samenleving sterk beïnvloed door de komst van asielzoekers - ook in het streng protestantse dorpje Zalk.
In de nabije toekomst breekt er een desastreuze epidemie uit: wie de Georgische Griep oploopt bezwijkt daaraan binnen 48 uur zonder enige kans op genezing.
Dankzij een beurs kan de tienjarige Mehdi naar een prestigieus lyceum in Casablanca. Het jongetje is opgegroeid in een dorpje in het Atlasgebergte. In de stad is alles vreemd voor hem. Beetje bij beetje ontcijfert Mehdi de gebruiksaanwijzing van zijn nieuwe leven en het hem vreemde taalgebruik. In eerste instantie wacht hem een liefdevol onthaal, maar langzamerhand krijgen racisme en vooroordelen de overhand. Boeken zijn een redding voor Mehdi, want hoewel hij de verhalen verwart met de werkelijkheid, weet hij dankzij de verbeelding zijn onzekerheid te overwinnen.
In de vorm van een biecht vertelt de 33-jarige hoofdpersoon over zijn leven waarin hij de seksualiteit en de erotiek tot het uiterste wil beleven, hetgeen volkomen in tegenstelling is tot zijn strenge joodse opvoeding en de dwangbuis van zijn jeugd.
In Nieuw-Zeeland ontwikkelt zich een bijzondere relatie tussen een man en een vrouw (beiden van Maori-afkomst) en een klein jongetje dat zich alleen via gebaren en briefjes kan uitdrukken.
Een Iraans-Nederlandse journalist voelt zich zo schuldig over een gelukkig verblijf in Zuid-Afrika dat hij zich in gedachten laat vergezellen door vijf minder fortuinlijke dissidente Iraanse vrienden.
Een joodse Egyptenaar die promoveert aan de universiteit van Harvard raakt bevriend met een excentrieke Arabische taxichauffeur, maar dan wordt de taxichauffeur het land uitgezet.
Drie verhalen, die zich afspelen in resp. het New Yorkse verleden, heden en de toekomst, vormen samen een compositie waarin liefde en dood centraal staan.