Relaas van een Amerikaanse vrouw die hulp verleent aan Congolese vrouwen die door de oorlog in dat land het slachtoffer zijn geworden van mishandeling en verkrachting.
Wenen, 1957. De jonge Joodse Lucia Atherton komt aan in het hotel van de opera. Haar man zal er de volgende dag De Toverfluit dirigeren. Wanneer ze oog in oog komt te staan met de nachtportier, verstijft ze: ze herkent Max, de voormalige nazi-officier die haar als vijftienjarige uit een groep joodse krijgsgevangenen pikte en tot een sadomasochistische relatie dwong.
Als de 16-jarige Thomas het gymnasium verlaat, wil hij zich onttrekken aan de verwachtingen van zijn familie en de samenleving en meldt zich aan als leerjongen bij een kruidenierswinkel in een achterstandswijk.