Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn Eva en Nel achttien. Nel woont met haar moeder in de buitenwijk van een Vlaamse provinciestad. Het contrast met de dochter van hun nieuwe buren is groot. Maar wanneer ze elkaar op een bevrijdingsbal uit de penarie helpen, ontluikt er een onwaarschijnlijke vriendschap.
Het nieuwe enthousiaste diensthoofd treft een afdeling aan met grote achterstanden en ongemotiveerd personeel en neemt hen mee op een verplicht teambuildingweekend.
Veronique zit in de gevangenis wegens poging tot moord op haar man. Ze raakt betrokken bij een machtsstrijd tussen twee groepen gedetineerden en wil wraak nemen op de moordenaar van haar dochter.
Het boek start in de gevangenis van Parijs, waar op dat moment Giovanni (Jean) verblijft. Hij overdenkt zijn leven en zijn vriendschap met Jean-Philippe Rameau (1683-1764), een van de belangrijkse barokcomponisten in het algemeen en van de Franse componisten in het bijzonder.