In "Laat het feest beginnen!" draait alles om de clash tussen twee werelden: de wereld van de elite (rijk, beroemd, intelligent), die haar onzekerheid verbergt achter tralies en hekken, terwijl ze tegelijkertijd een zo groot mogelijke bekendheid nastreeft. Aan de andere kant de arbeidersklasse, die alles doet om dagelijks geluk te verwerven.
Apotheker Herman Eichler wil aan zijn gebruikelijke avondwandeling door Graz beginnen als hij voor zijn huis een meisje bij haar fiets ziet liggen. Een ambulance brengt haar weg. Tijdens de wandeling bezweert hij zichzelf dat het goed met haar zal gaan. Maar wat veroorzaakte haar val? Hij vindt haar portefeuille, bestudeert haar foto: het meisje heet Jochen...
De wereld van Mia Fredericksen stort in wanneer ze ontdekt dat haar man een affaire heeft met een veel jongere vrouw. Ze verhuist tijdelijk naar een huurhuis in haar geboorteplaats en is boos op alles en iedereen, en vooral vol medelijden met zichzelf. Maar langzamerhand raakt ze steeds meer betrokken bij de levens van de mensen om haar heen: haar bejaarde moeder en haar nog altijd levenslustige vriendinnen, de jonge, luidruchtige buren en de tienermeisjes die ze, meestal tevergeefs, de essentie van poëzie probeert bij te brengen. Tijdens deze zomer leert Mia het leven opnieuw met een frisse blik te bekijken.
Jacob de Zoet moet om met zijn Anna te mogen trouwen eerst rijk worden in de Oost. Daarom vertrekt hij eind 1799 als boekhouder naar Deshima, het Nederlandse eilandje bij Japan. Hij moet er de boeken van de Verenigde Oostindische Compagnie controleren op corruptie. Dat maakt hem meteen een niet welkome buitenstaander. En dan valt hij ook nog als een blok voor de Japanse vroedvrouw Orito.
Margot gaat aan de slag bij het schimmige Blurred Inc, een bedrijf dat de restjes van multinationals oplapt. Uitzonderlijk getalenteerd en opererend op het randje van het illegale, dringt ze steeds dieper door in deze verborgen wereld, tot een weg terug onmogelijk is.
Een tuinfeest op een hete zomerdag. Een dochter die geen dochter wil zijn. Een oom die geen oom is. En twee families, verspreid over het perfect onderhouden gazon. Geslaagd in het leven, hun zorgen gedekt door een gevarieerd assortiment aan verzekeringspolissen, en grappen en verhalen die iedereen kent. Achter deze façade liggen de geheimen verborgen die hen met elkaar verbinden. Ome Lex is uitgenodigd door Martha, de mater familias, die oude tijden wil doen herleven. Wanneer het icoon van hun zorgeloze jeugd verdwijnt met Billie, de veertienjarige dochter des huizes, worden de familieleden bruut tot elkaar veroordeeld. Naarmate de uren verstrijken blijken hun routineuze schijnmanoeuvres waardeloos, terwijl Billie en Ome Lex steeds verder door eindeloze weilanden dwalen.
Als een zachtmoedige man als toeschouwer bij een geweldsdelict iemand te hulp schiet, is dit het begin van een reeks incidenten waarbij verschillende omstanders betrokken raken.
Een jonge joodse Amsterdammer, die door zijn donkere uiterlijk op een Marokkaan lijkt, gaat om zich af te zetten tegen zijn Amsterdamse kakkineuze milieu en uit nieuwsgierigheid op zoek naar zwarte vrouwen, eerst in de Bijlmer en later in Amerika.
Julian, een voormalige televisieproducer van de BBC, wordt op een avond in Londen op straat beroofd door iemand die hem en passant 'Jood' lijkt te noemen. Dat brengt de toch al labiele Julian ertoe om vraagtekens bij zijn identiteit te zetten en zich te spiegelen aan zijn twee (wel echt) joodse vrienden, de flamboyante Sam Finkler en de hoogbejaarde Libor. Wat is de joodse identiteit, welke verplichtingen daaruit voortvloeien, hoe joden en niet-joden met elkaar moeten omgaan, of een jood verantwoordelijk is voor anti-semitisme, welk recht de staat Israël heeft om gewelddadig op te treden enz.
Wanneer Merlijn Kaiser hoort dat er in een Zweeds pretpark vreemde uitgaven worden gedaan met zijn creditcard, besluit hij zijn koffer te pakken en amateurdetective te gaan spelen. In Amsterdam voelt hij zich al een tijdje niet meer thuis: zijn jeugdliefde Caro heeft hem ingeruild voor een singer-songwriter en het contact met zijn vrienden is verwaterd.
In het begin van de jaren vijftig van de twintigste eeuw stapt een elfjarige jongen in Sri Lanka aan boord van een schip naar Engeland. Tijdens de maaltijden zit hij niet aan de kapiteinstafel, maar aan de 'kattentafel', samen met een groepje volwassenen en twee andere jongens van zijn leeftijd. De drie jongens raken al snel bevriend, en wat eerst een saaie, eindeloze reis leek te worden, wordt een groot avontuur.