Wie legde op 10 oktober 1944 in Rhoon, onder de rook van Rotterdam, een onder stroom staande elektriciteitsdraad over de weg, waardoor een Duitse soldaat gedood werd?
Twee jaar nadat hij door zijn vader aan de schrale zorgen van de aartslelijke zusters Crique is toevertrouwd, trekt Werner plots de wereld in. Aan de zijde van Orzas, een vadsige beer die een poot mist, sukkelt hij van de regen in de drop. Iedereen profiteert van de aimabele jongen. Is het niet voor geld, dan wel voor seks.
Julian, een voormalige televisieproducer van de BBC, wordt op een avond in Londen op straat beroofd door iemand die hem en passant 'Jood' lijkt te noemen. Dat brengt de toch al labiele Julian ertoe om vraagtekens bij zijn identiteit te zetten en zich te spiegelen aan zijn twee (wel echt) joodse vrienden, de flamboyante Sam Finkler en de hoogbejaarde Libor. Wat is de joodse identiteit, welke verplichtingen daaruit voortvloeien, hoe joden en niet-joden met elkaar moeten omgaan, of een jood verantwoordelijk is voor anti-semitisme, welk recht de staat Israël heeft om gewelddadig op te treden enz.
Terwijl in 1944 zijn vrienden in Europa vechten, krijgt een in Amerika achtergebleven, voor het leger afgekeurde sportleraar te maken met een polio-epidemie.
Als kind raakt Titus Serfonteyn gefascineerd door bloed. Wat is het, wat doet het, hoe werkt het? Zijn moeder legt zich neer bij de obsessie van haar zoon. Titus' dorst naar kennis over bloed doet hem later besluiten medicijnen te gaan studeren. Hij maakt kennis met de mooie Roos, die hij moet delen met zijn beste vriend Pieter. Dan blijkt dat Roos aan een nog onbekende ziekte lijdt. Titus bijt zich vast in het onderzoek.
Een jonge vrouw, haar dochter en haar moeder worden dood in huis aangetroffen. Haar rebelse zus Nicky heeft twintig jaar eerder met de familie gebroken en gaat op zoek naar wat er is gebeurd.
Een oude man kijkt terug op zijn leven, waarin hij geleefd heeft zonder ooit een keuze te betreuren. Alles is gebeurd zoals het gebeurd is, en over niets wil hij een gedachte van spijt of medeleven toestaan. Ook over de twee vrouwen die hij min of meer liefhad, wordt slechts verteld wat ze deden, niet wat hij daarbij voelde.
Jacob de Zoet moet om met zijn Anna te mogen trouwen eerst rijk worden in de Oost. Daarom vertrekt hij eind 1799 als boekhouder naar Deshima, het Nederlandse eilandje bij Japan. Hij moet er de boeken van de Verenigde Oostindische Compagnie controleren op corruptie. Dat maakt hem meteen een niet welkome buitenstaander. En dan valt hij ook nog als een blok voor de Japanse vroedvrouw Orito.